Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [28]dat zal Mij zijn [als] de wateren van Noach, [29]toen Ik zwoer, [30]dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet [meer] [31]op u [32]toornen, noch [33]u schelden zal. 28. De zin is: Dat Ik nu gesproken heb van mijne genade en barmhartigheid te uwaarts, zal zo zeker en bondig zijn als hetgeen Ik eertijds gesproken heb na den algemenen zondvloed, die ten tijde van Noach geweest is; zie Gen.9:11. 29. Of, wien Ik zwoer. 30. Dat is, dat de wateren, die in zijn tijd gekomen zijn. 31. Dit is van de uitverkoren kinderen Gods te verstaan, die de rechte ledematen der kerk zijn. 32. Te weten zozeer, dat Ik u geheellijk zou verstoten en van mijne genade en gunst ganselijk beroven zou. 33. Te weten zo hard dat Ik u geheellijk zou uitroeien.